Jaren geleden alweer, toen ik nog maar net in de gemeenteraad zitting had, verzuchte een voormalig raadslid eens in mijn richting, dat hij toch maar waardering had voor de mensen die nu momenteel raadslid willen zijn. In zijn tijd was je als raadslid nog iemand. Men sprak je aan met U en behandelde je met respect. In het beste geval weet men tegenwoordig niet eens meer wat het inhoudt om raadslid te zijn en vaak wordt je voor gek verklaard om je tijd te steken in iets dat politiek is. Dat laatste zegt mijn zoon van 12 overigens ook wel eens als ik ’s avonds weer eens weg moet. Maar daar heeft hij dan weer andere argumenten voor.
Zelf denk je dat natuurlijk bij tijd en wijle ook wel eens. Na een hele dag gewerkt te hebben – en zeker als de dagen zijn gaan lengen en het een mooie zwoele zomeravond belooft te worden – is de verleiding groot het stuur van de fiets zomaar een keer de andere richting op te laten gaan dan die naar het gemeentehuis. En ook de pakken papier die wekelijks door de postbode in de brievenbus worden gedeponeerd zullen niet meestrijden om de nominatie voor de AKO literatuurprijs.
En toch is de politiek een van de mooiste roepingen die je kunt hebben. De aan de gemeenteraad gezonden brieven, de telefoontjes, het inspreken tijdens een raadsvergadering en het aangesproken worden door inwoners van de gemeente, maken zichtbaar dat er nog steeds mensen zijn die verwachtingen hebben van wat een raadslid voor hen kan betekenen. Soms als belangenbehartiger, soms als gids in het doolhof van de bureaucratie. Omdat de democratie waard is om te koesteren. Als je begaan bent met het lot van de samenleving, hoe kun je die dan beter dienen. Dan in de rol als volksvertegenwoordiger.